Wat maakt een voeding een labvoeding?

Een beetje elektronica hobbyist moet eigenlijk wel een labvoeding hebben. Met een labvoeding kunnen schakelingen en losse elektronica gevoed worden met volledige controle over de voedingsspanning en de maximaal te leveren stroom (of stroombegrenzing). De voeding moet een regeling hebben voor de uitgangsspanning en een regeling voor de stroombegrenzing. Ook moet een labvoeding een schone ruisarme spanning produceren.

In veel (web)winkels worden normale voedingen soms wel als labvoeding aangeboden. Maar deze hebben niet altijd een regeling voor de stroombegrenzing en soms zelfs ook niet een regeling voor de uitgangsspanning. Beide regelingen zijn echter belangrijk als je zelfbouwschakelingen veilig wil testen, zonder gelijk een paar Ampère door je schakeling te duwen als het eens mis gaat! Een echte labvoeding heeft deze regelingen dus wel.

Labvoedingen heb je in alle vormen en maten. Veel modellen zijn uitgevoerd met één of meerdere transformatoren en de anderen zijn weer als schakelende voeding uitgevoerd. Er zijn modellen met analoge meters en modellen met digitale meters. De modellen met digitale meters heb je vervolgens ook weer in twee varianten; met of zonder microcontroller.

Modellen zonder microcontroller zijn traditioneel instelbaar met potmeters en modellen met microcontroller zijn instelbaar met een keypad, en een rotary-encoder. Deze voedingen hebben over het algemeen ook het voordeel van enkele geheugenplaatsen om een paar veelgebruikte instellingen op te kunnen slaan om deze daarmee snel in te kunnen stellen. Modellen met microcontroller zijn soms ook nog wat accurater, omdat de microcontroller is betrokken bij het regelcircuit. Echt luxe modellen met microcontroller hebben zelfs een USB aansluiting om deze te verbinden en te kunnen bedienen met een computer.

Wat hoe dan ook een labvoeding onderscheidt van een normale voeding, is de mogelijkheid tot het nauwkeurig instellen van een stroombegrenzing, naast natuurlijk de instelbare uitgangsspanning.

CC (Constant Current)

Is de ingestelde stroombegrenzing bereikt, dan gaat de voeding fungeren als een constante stroombron (Constant Current, C.C.). De stroom zal dan niet hoger worden dan de ingestelde waarde.

Dat is handig als je bijvoorbeeld een accu wil opladen. Maar de meeste elektronici zullen deze functie voornamelijk gebruiken als stroombegrenzer om de aangesloten schakeling te beschermen tegen beschadiging als er per ongeluk wat misgaat in de schakeling. Of om überhaupt te kijken of een schakeling goed gebouwd of ontworpen is. Dat is allemaal Constant Current dus.

Kenmerk: de voeding zal de uitgangsspanning zodanig omlaag regelen, zodat de stroom de ingestelde waarde niet zal gaan overschrijden. Een kenmerk van Constant Current mode is dat de voeding de uitgangsspanning regelt, maar de uitgangsstroom constant houdt.

In Constant Current (C.C.) mode is de uitgangsstroom gestabiliseerd.

Wil je geen Constant Current gebruiken, dan stel je de labvoeding simpelweg op de maximale C.C. stand in. Maar helemaal uitschakelen kan niet. De voeding kan immers niet méér leveren. De maximaal in te stellen C.C. waarde dient dan als beveiliging voor de voeding. Dat maakt een labvoeding robuust.

CV (Constant Voltage)

Als de ingestelde stroombegrenzing niet in werking treedt, dan staat de voeding in de normale “Constant Voltage, C.V.” mode. Dat omschakelen gaat automatisch, zolang je de ingestelde C.C. waarde maar niet overschrijdt. Hoeveel stroom de aangesloten schakeling ook opneemt, de voeding zal de uitgangsspanning altijd op de ingestelde waarde proberen te houden.

In Constant Voltage (C.V.) mode is de uitgangsspanning gestabiliseerd.

Plaats een reactie


De verificatie periode van reCAPTCHA is verlopen. Laad de pagina opnieuw.